Homeless World CupIn de media

VI: Balverliefd, Homeless World Cup

By 16 September 2015 No Comments

In Balverliefd elke week aandacht voor de gang van zaken achter de schermen van het voetbal en opvallende gebeurtenissen aan de rand van het veld. Deze week over de Homeless World Cup in Amsterdam.

In zijn dromen zag Jasper Lamboo zichzelf al onder de lat van FC Utrecht en het Nederlands elftal staan. Hij was vastbesloten het spoor van Hans van Breukelen te volgen: vanuit de Domstad uitgroeien tot een doelverdediger van internationale klasse. Zijn talent stond buiten kijf. Lamboo keepte in de B1 van FC Utrecht en zat in het Jeugdplan van de KNVB. Hij hoefde geen contributie te betalen bij zijn club, kreeg zijn schoenen steevast cadeau. Iedereen voorspelde hem een gouden toekomst. Achteromkijkend zegt hij: ‘De weg was geplaveid.’

Er bleek echter ook een verkeerde afslag te bestaan. In de tijd dat bij Utrecht Hans van de Haar en Raymond Graanoogst debuteerden in het profvoetbal, zwierf hun voormalige ploeggenoot verslaafd over straat. In zijn puberteit zag Lamboo zijn horizon zwartgeverfd. Ouders uit elkaar, broer overleden na een tragisch ongeval. Alles ging kapot. De Utrechter kapte met school, met voetballen, met dromen. De talentvolle keeper zocht zijn toevlucht tot de drank, daarna tot de heroïne. Decennialang was hij van de wereld. ‘Het was twintig jaar ellende’, zegt Lamboo, ‘maar de laatste vijf jaar ben ik goed en constructief bezig. Ik ben afgekickt en weer volop gaan sporten. Ik heb het leven weer omarmd.’

Nu, op zijn veertigste, is hij sportbegeleider, voetbalcoach, kickboksleraar én weer doelman. Op het Amsterdamse Museumplein werpt hij zich dezer dagen onverschrokken voor elke bal, als poortwachter van het nationale daklozenteam. Lamboo is een van de vijfhonderd deelnemers aan de dertiende editie van de Homeless World Cup. De straatvoetballers, afkomstig uit 48 landen, hebben elk hun eigen portie ellende achter de rug. Of zijn nog druk bezig zich daaraan te ontworstelen. Stuk voor stuk voldeden ze ongewild aan het toelatingscriterium voor het toernooi: de afgelopen twee jaar waren ze op enig moment dakloos. Vluchtelingen, verslaafden, verdwaalde zielen. In de steek gelaten door het leven, door vrienden en familie in veel gevallen. Bij de Homeless World Cup krijgen ze een warm welkom van een imposant leger heilsoldaten en anderen met een hart voor de goede zaak.

Rod Stewart 
‘Die spelers alleen maar kortstondig geholpen door zo’n WK? Lulkoek!’ Aan het woord is oud-scheidsrechter Frans Derks, voorzitter van toernooi-organisator Stichting Life Goals. ‘Dankzij het voetbal hebben al duizenden daklozen de weg terug gevonden. De sport hielp hen van de  drugs, van de alcohol. Terug naar het onderwijs, naar het werk, naar de maatschappij.’

Frans Derks is nog altijd helemaal Frans Derks. 85 jaar schijnt hij inmiddels te zijn, iets wat hijzelf in alle toonaarden ontkent, maar curieus genoeg draagt de voormalig arbiter nog altijd een struik haar als Rod Stewart in zijn beste jaren. Jeans, gympies, een sigaret tussen de vingers en de onafscheidelijke sjaal over de schouders gedrapeerd; flamboyanter kom je ze nog altijd zelden tegen in het wild. Dezer dagen is hij een onvermijdelijke verschijning op het Museumplein. Hij slaat links en rechts mensen op de schouder, omhelst ze, poseert voor selfies, neemt vrienden en wildvreemden in de maling, hopt van microfoon naar microfoon, sneert naar journalisten als ze weer eens domme vragen stellen, gooit er spontaan danspasjes uit en praat honderduit met wie hem dan ook voor de voeten komt. Of het nou een Afrikaanse asielzoeker is of Koning Willem-Alexander. Die laatste doet hij op de openingsdagvan het WK een paar wanstaltige oranje klompen cadeau. ‘Hier, om mee in de tuin te werken.’

Tussen de bedrijven door laat Derks zich de witte wijn smaken op het terras. De Limburger is een levensgenieter, maar dat niet alleen. Hij is óók iemand die wil delen. Nadat hij zijn hotpants – het legendarische broekje waarin hij zijn wedstrijden floot en dat hem naar eigen zeggen nog altijd uitmuntend staat – aan de wilgen had gehangen, ging hij zich onvermoeibaar inzetten voor de minderbedeelden. Of het nou om daklozen, straathonden of FC Dordrecht gaat. ‘Mijn prachtige vader heeft me altijd geleerd: kijk om je heen’, zegt hij. ‘En als ik dan zie dat er zo veel dingen verkeerd gaan, vind ik dat ik daar iets aan moet doen. Dit WK is een mooi voorbeeld. Vandaag zijn er daklozen, morgen en over duizend jaar ook. Dat lossen wij niet op. Maar elke druppel op die plaat is er één.’

Onder dat motto kiepert Derks, als hij ‘waar ook ter wereld’ iemand op een brug met een viool in de weer ziet, steevast braaf zijn portemonnee leeg. Maar daar houdt zijn barmhartigheid niet op. ‘Geregeld laat ik veertig kinderen uit de Derde Wereld naar Nederland komen. Die krijgen dan een tiendaagse vakantie. Ze logeren in een kasteel bij Breda en gaan varen in de Biesbosch, naar de zee kijken, samen sporten, noem maar op. Ik geef ze kleding, wat zakcenten. De meisjes krijgen een cosmetisch pakketje, de jongens een bal…’ Een slok wijn. ‘Ik ben tijdens het WK in Zuid-Afrika de townships ingegaan. Toen ik die oogjes van die kleintjes zag, smolt mijn hart. Ik kan niet verdragen dat er kinderen zijn die het zo slecht hebben! Ik doe wat ik kan. Schooltje gebouwd in Ghana, ziekenhuisje. En maandelijks vaste bedragen naar twaalf goede doelen.’

De weldoener beperkt zich niet tot zijn soortgenoten. Onlangs ging hij nog op de barricaden voor Janneke, een oude koe die op een festival in Leeuwarden geslacht zou worden. Thuis vangt hij gehandicapte dieren op. ‘We hebben een ezel, twee paarden, een varken, bokken, geiten, schapen en een hond, niet te vergeten. Vorig jaar was ik bij het daklozen-WK in Chili. Daar liepen een hoop zwerfhonden rond. Ik riep ze allemaal bij me en heb ze getrakteerd op gegrilde kip.’ De weldoener neemt een hijs van zijn sigaret en laat de rook via een mondhoek ontsnappen. Het wolkje trekt door zijn wilde haardos. Of de verslaggever hem nog lang blijft lastigvallen? Derks heeft meer te doen. En of er in het artikel wel voldoende positieve woorden komen over alle jongens en meisjes die het WK mogelijk maken. ‘Op daklozengebied is Nederland wereldtop. Jazeker! Wij zijn het enige land met een nationale straatcompetitie. Fantastisch ook hoe Amsterdam, de mooiste stad ter wereld, dit toernooi uit de grond heeft gestapt. Met veel dank ook aan het Leger des Heils! Wat me wel teleurstelt, is dat de KNVB nog geen dubbeltje heeft geschonken. Ze hebben wat publiciteit voor het WK gemaakt en Michael van Praag was bij de opening, maar meer niet. Heel jammer. Als je het goed hebt, deel!’

René van Rijstweek
De Homeless World Cup is vermoedelijk het enige WK waar tegenstanders voor en na wedstrijden gebroederlijk staan te roken, waar de materialen van Oranje in een tas van Albert Heijn worden rondgesleept, en waar de bondscoach van de Nederlandse damesploeg zijn warming-up moet annuleren omdat hij zijn speelsters niet kan vinden. De coach in kwestie was, net als Frans Derks, ooit een paradijsvogel in de profwereld. Hoewel een modale kracht bij RKC, NEC en Cambuur, is René van Rijswijk op zijn 44ste nog geen vergeten voetballer. Met dank aan zijn hoge cultgehalte. De Rotterdammer zag eruit als een singer-songwriter, noemde Jimi Hendrix zijn grote voorbeeld en las in zijn vrije tijd liever lesboeken psychologie dan De Ontvoering van Alfred Heineken. Zijn statistieken waren ook opmerkelijk. In 314 duels scoorde hij 31 keer. Best acceptabele cijfers voor een verdediger. Van Rijswijk was echter aanvaller van beroep. Was hij nu nog profvoetballer, dan kon hij een overgang naar Brentford of FC Midtjylland wel vergeten.

De oud-voetballer vindt het helemaal niet erg als mensen flauwe grappen over hem maken. ‘Nee joh, ik heb zelf vaak de grootste lol.’ Lachend noemt hij het René van Rijswijk-keurmerk, dat door twitteraars van stal wordt gehaald als ergens een spits wekenlang droogstaat. ‘Laatst hoorde ik ook over de René van Rijstweek. Ken je dat? Dat is op Facebook. Dan eten mensen een week alleen maar rijstgerechten en posten ze foto’s op internet. Aan het einde gaan ze samen eten in Amsterdam. Mooi toch?’, zegt hij, friemelend aan de festivalbandjes om zijn polsen. ‘Ik was misschien geen topper, maar een trainer als Johan Neeskens vond mij wel een goede voetballer. Ik ben enorm blij dat ik dertien jaar prof ben geweest. Met de wijsheid van nu had ik er misschien meer uit kunnen halen. Ik offerde mezelf altijd op voor het team, was vaak te bescheiden. Ook bijvoorbeeld tijdens contractbesprekingen. Dat ik achteraf pas hoorde: aha, zó deden anderen dat. Maar ach, mijn jongensdroom is uitgekomen en ik word nog altijd herkend en herinnerd. Heb ik in mijn huidige werk regelmatig profijt van.’

Het staartje is verdwenen, de vrije geest bleef. De trainersrol op het WK voor daklozen past naadloos op het wonderlijke cv dat Van Rijswijk sinds zijn spelerstijd opbouwde. Zo was hij al eerder bondscoach. Jazeker. Van de Falklandeilanden, tijdens de Island Games van 2009. Via via hoorde hij van de vacature voor voetbaltrainer op de verzameling stipjes op dertienduizend kilometer van huis en besloot hij zich spontaan aan te melden. Stond hij een tijdje later Zuid-Amerikaanse balworstelaars aan te moedigen langs een winderige akker op Åland, tijdens een toernooi met andere stipjesbewoners. Van Rijswijk vond het prachtig. Hij maakte een hoop vrienden en kreeg een zwak voor de Falklands. Twee jaar later was hij er ook bij tijdens de nieuwe editie van de Island Games op het Isle of Wight. Als supporter, in gezelschap van een van de spelers die hij tijdens het eerdere toernooi onder zijn hoede had. Huurden ze samen een busje en crosten ze over het eiland. ‘Kijken bij voetbal, golf, badminton. Overal de Falklands aanmoedigen. ’s Avonds parkeerden we dat busje bij een strand, klapten we een bedje uit en gingen we lekker slapen.’

Vertrouwensman
In de tussentijd had SC Cambuur hem in een nieuwe rol aangesteld: die van fancoach. Dat werk doet Van Rijswijk vandaag de dag nog steeds. Hij zit tussen de supporters tijdens de wedstrijden, uit en thuis, en probeert problemen te voorkomen. Notoire onruststokers kunnen een huisbezoek verwachten. ‘Gemiddeld één keer per week ga ik bij iemand langs. Vooral bij mensen met een stadionverbod. In eerste instantie om te luisteren, hun situatie te begrijpen. Daarna probeer ik ze te begeleiden naar oplossingen. Ze moeten zelf voor hun gedrag en hun leven verantwoordelijkheid nemen. Als dat inzicht er is en ze aan zichzelf willen werken, kan ik met de KNVB praten over een korter stadionverbod. Of leg ik contact met reguliere hulpinstanties.’

Van Rijswijk vertelt hoe hij met compagnon Johan IJsselmuiden een bezoek bracht aan een uit het stadion verbannen fan. ‘De man tikte in een half uurtje zes halve liters bier weg en stond stijf van de coke. Hij had allemaal criminelen over de vloer. Het ging, zeg maar, niet zo goed. Dat vond hij zelf ook en toen zijn we hem gaan helpen. Zo iemand zal niet snel instanties inschakelen, maar via Cambuur heeft hij dan toch de hulp gekregen die hij nodig had. We zijn nu een aantal jaar verder en ondertussen heeft hij zijn leven weer aardig op de rails. We blijven hem volgenen ondersteunen.’ Van Rijswijk is als fancoach vooral vertrouwensman. Hetzelfde geldt eigenlijk voor zijn rol op de Homeless World Cup. Hij is meer psycholoog dan voetbaltrainer. Danny Blind heeft veel problemen, maar ze zijn onvergelijkbaar met die van zijn collega Van Rijswijk. Schiet die zijn keepster in voor de eerste groepswedstrijd tegen Argentinië, wil zij na de eerste bal al stoppen. De coach schoot precies op het been waar ze wat last van heeft en dat zit haar helemaal niet lekker. Even later is een van de andere speelsters ontroostbaar. Voor haar zit vandaag geen familie op de tribune. Van Rijswijk raakt niet in de war van een vloek of een traan. Hij heeft oog voor de underdog, een luisterend oor en engelengeduld. ‘Heel simpele dingen als morgen acht uur opstaan of iedereen naar bed om twaalf uur kunnen al grote problemen veroorzaken. Als ik bij NEC te laat kwam, kreeg ik een boete of stond ik ernaast. Hier ligt dat allemaal wat genuanceerder. Je moet rekening houden met de problematiek. Die meiden hebben allemaal op de bodem gezeten. Huiselijk geweld, drugsverslavingen, gedragsproblemen, laag zelfbeeld, noem maar op. Het gevolg is dat er nog veel wantrouwen en weerstand zit. Dan kan ik als coach wel zwart-wit zijn, maar dan raak ik ze kwijt. Ik wil ze bij me houden, niet afstoten. Ze de fantastische ervaring geven die ze verdienen.’

Van Rijswijk heeft veel begrip voor de deelnemers aan het daklozen-WK. Hij heeft ook iets met ze gemeen: met iets meer pech was hij dood geweest. In 2010 werd hij in korte tijd twee keer getroffen door een hartstilstand. Hij brengt het haast terloops ter sprake. ‘Het is ook helemaal geen drama of zo.’

Pacemaker
Zo klinkt het wel. Het was een zomerochtend, Van Rijswijk zou gaan hardlopen met een vriend. De deurbel ging, hij meldde in de intercom dat hij eraan kwam en grabbelde nog wat spullen bij elkaar. Opeens vond hij zichzelf terug op de grond. Het voelde alsof hij uit een diepe slaap kwam. Hij was verward en drijfnat van het zweet. Van Rijswijk herinnerde zich de vriend aan de voordeur en stapte in de lift. In de spiegel zag hij dat er bloed uit zijn mond kwam. Zijn vriend schrok van het asgrauwe gelaat in de deuropening. Naar het ziekenhuis. Bleek de ex-prof getroffen door een hartstilstand. Na uitgebreid onderzoek kreeg hij een hartslagmeter mee naar huis, een week later moest hij zich weer melden voor een fietstest. Hij was al aan het uittrappen toen het opnieuw zwart werd voor zijn ogen. Het eerste wat Van Rijswijk zag toen hij bijkwam was een kamer vol medisch personeel en een defibrillator op zijn borst. ‘Weer een hartstilstand?, vroeg ik. Yep. Omdat het in een ziekenhuis gebeurde en met die meter om, konden zij snel ingrijpen en zitten wij hier nu te praten.’

Nog maar net veertig kreeg hij een pacemaker aangemeten. Elf dagen lag hij in het ziekenhuis. Van Rijswijk praat erover alsof het een vakantie was. ‘Wereldtijd gehad. De hele dag een beetje slapen, muziekje erbij, boekje lezen. Kletsen met het personeel. Stukjes lopen met de nachtzuster. Super. En een paar dagen na de operatie stond ik alweer te tennissen. Alles is goed nu. Als mijn hartslag onder de vijftig komt, geeft mijn kastje me een tikkie. Geen centje pijn.’

Een dag voor die eerste hartstilstand kwam hij thuis van een bezoek aan het Engelse festival Glastonbury. Niet de meest gezonde plek op aarde. Toeval? ‘Ja. Ik rook weleens een blowtje, geestverruimende middelen vind ik tof, maar dat had er niks mee te maken. Er zat gewoon een afwijking en gelukkig hebben ze die op tijd gevonden. Ik ben er achteraf van overtuigd dat ik al tijdens mijn carrière al een aantal keer een hartstilstand heb gehad.’ Ook dit vertelt hij op een toon alsof hij een halfje bruin bestelt. ‘Echt waar. Tijdens mijn slaap. Ik heb vaker gehad dat ik ’s nachts op diezelfde manier wakker werd: badend in het zweet, datzelfde verwarde gevoel. Op de trainingen had ik na het sprinten ook soms veel last, dat ik echt misselijk werd en moest gaan zitten. Destijds dacht ik daar verder niet over na. Nu weet ik wat er aan de hand is geweest. David Di Tommaso kreeg een hartstilstand in zijn slaap en overleed. Ik kwam elke keer weer bij, dat was mijn geluk.’

De gebeurtenissen veranderden hem niet. Ze versterkten alleen wat hij al dacht: dat je in het leven de dingen moet doen die je leuk vindt. ‘Niet uitstellen, maar dóén!’ Van Rijswijk pakt er voor het gemak de Duitse filosoof Martin Heidegger bij. ‘Voor hem bewees de dood de zinloosheid van het bestaan. Ik draai het liever om: je kunt juist heel veel zingeving halen uit het feit dat je er bént. De tijd die ik heb, wil ik goed benutten.  Positieve dingen doen. Géven.’ Hij kijkt uit over de sportende meute onder de rook van het Rijksmuseum. ‘Daarom vind ik het zo fantastisch om hier mijn bijdrage te kunnen leveren.’

Daar is Jasper Lamboo. Hij geeft Van Rijswijk een liefdevolle beuk op de schouders. Op het veld en daarbuiten straalt de keeper één en al vreugde uit. Als aanvoerder mocht hij de Nederlands vlag dragen tijdens de openingsceremonie. Hij deed het vol overgave. Lamboo zwaaide zo uitbundig, dat het een klein wonder was dat er geen toeschouwers gewond raakten. De Utrechter zegt dat het voelt alsof hij alsof hij weer veertien is. Toen het leven nog onschuldig leek. ‘Man’, zegt hij, een gelukzalige grijns op het doorleefde gezicht. ‘Ik ben zó blij en trots dat ik hier sta.’

TEKST: GEERT-JAN JAKOBS, VOETBAL INTERNATIONAL, 16 SEPTEMBER